homotaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ho·mo·taal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van homo zn en taal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homotaal | |
verkleinwoord | homotaaltje | homotaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (lhbt) woordgebruik dat gebruikelijk is binnen de homogemeenschap
- ▸ Bestaat er zoiets als homotaal? Die vraag begonnen taalkundige lhbt’ers zichzelf nog maar relatief kortgeleden te stellen. Inmiddels is het een volwaardig vakgebied.[1]
Gangbaarheid
- Het woord homotaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Sterre Leufkens Olivier Heiligers“Een jong vakgebied: regenboogtaalkunde” (juni 2022), Onze Taal
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Lhbt in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal