homeopaat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ho·meo·paat
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Oudgrieks: ὅμοιος, 'homoios', (gelijksoortig) met het achtervoegsel -paat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | homeopaat | homeopaten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de homeopaat m
- (beroep) aanhanger of beoefenaar van de homeopathische geneeswijze
Vertalingen
aanhanger of beoefenaar van de homeopathische geneeswijze
Gangbaarheid
- Het woord homeopaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "homeopaat" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be