homeopaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·meo·paat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord homeopaat homeopaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de homeopaatm

  1. (beroep) aanhanger of beoefenaar van de homeopathische geneeswijze
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be