hoekpand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

hoekpand
Uitspraak
Woordafbreking
  • hoek·pand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoekpand hoekpanden
verkleinwoord hoekpandje hoekpandjes

Zelfstandig naamwoord

het hoekpando

  1. een gebouw dat op de hoek van een straat staat
    • Het eeuwenoude hoekpand dat in februari instortte in Den Bosch is bezweken door ’een samenloop van omstandigheden’. Dat concludeert een extern onderzoeksbureau, dat de instorting bekeek in opdracht van de gemeente.[2] 
    • De man woont er al 50 jaar en al die tijd was het hoekpand van de Russen. „Iedereen weet dat er Russen van de ambassade zitten. We hebben nooit last van ze, maar ik ken ze niet. Ze laten ook nooit mensen binnen.”[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 21 jul. 2016
  3. de Telegraaf 18 okt. 2013
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be