hoekpand
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hoek·pand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hoekpand | hoekpanden |
verkleinwoord | hoekpandje | hoekpandjes |
Zelfstandig naamwoord
het hoekpand o
- een gebouw dat op de hoek van een straat staat
- Het eeuwenoude hoekpand dat in februari instortte in Den Bosch is bezweken door ’een samenloop van omstandigheden’. Dat concludeert een extern onderzoeksbureau, dat de instorting bekeek in opdracht van de gemeente.[2]
- De man woont er al 50 jaar en al die tijd was het hoekpand van de Russen. „Iedereen weet dat er Russen van de ambassade zitten. We hebben nooit last van ze, maar ik ken ze niet. Ze laten ook nooit mensen binnen.”[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord hoekpand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoekpand" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 21 jul. 2016
- ↑ de Telegraaf 18 okt. 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be