haringsla

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ring·sla
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haringsla
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de haringslav / m

  1. een salade van haring, rode biet, appel en aardappel
    • “Afgelopen”, zegt de nuchterste van ons. “De fles is op slot. We gaan haringsla eten, zoals toen we zestien waren, op kerstavond, bij onze grootouders, omhelzen elkaar en lezen verder in de dagboeken van Thomas Mann, van zijn laatste levensjaren.” [2] 
    • Je snijdt de haring in brokjes en daarna komt meteen de rode biet. Haringsla moet altijd met rode biet. Die koop je gekookt en dan haal je de schil eraf en snijdt hem in stukjes. Lang of kort, dik of dun, net wat je lekker vindt. Je doet er ook stukjes rauwe appel bij en stukjes gekookte aardappel. Dat plak je allemaal aan elkaar met een paar eetlepels mayonaise. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Alfred Kossmann 24 november 1995 Wij zijn door onze jaren gejaagd
  3. NRC Philip Mechanicus 13 oktober 2000 Roze haring, met bieslook
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be