halfvasten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • half·vas·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halfvasten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de halfvastenm

  1. viering halverwege de vastentijd
     De verenigingen spreken met de gemeente af of op een later tijdstip de parade alsnog kan plaatsvinden. De verenigingen van Den Bosch en Breda noemen 6 maart, Halfvasten, als alternatief voor de parade.[2]
     Krabben wil de optocht verplaatsen naar Halfvasten op 6 maart, zoals ook in Breda gebeurt.[3]
     Tijdens de carnavalsviering ruim een maand geleden mochten de praalwagens vanwege het slechte weer niet uitrijden. Veel optochten werden daarom uitgesteld tot halfvasten, het midden van de vastentijd.[4]
    • Halvemaanvormige broodjes, zogenaamde krombroodjes, worden in Sittard vanaf 1923 van een helling in de Kollenberg te grabbel gegooid voor de kinderen van de stad. Deze traditie bestaat nog steeds. Ieder jaar halverwege de vastenperiode, halfvasten, worden zo'n 15.000 broodjes uitgegooid door het Sittardse Krombroodcomité en een jaarlijkse eregast[5]. 
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Kerkrade: alles zit stevig vast, optocht gaat door” (Maandag 8 februari 2016, 09:06), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Teleurstelling maar ook begrip onder carnavalsvierders” (Maandag 8 februari 2016, 11:18), NOS
  4. Bronlink geraadpleegd op 17 januari 2024 Weblink bron “Herkansing voor Oeteldonk en Kielegat” (Zondag 6 maart 2016, 16:53), NOS
  5. https://nl.wikipedia.org/wiki/Krombroodrapen