haak aan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- haak aan
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanhaken |
haak aan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhaken
- Ik haak aan.
- gebiedende wijs van aanhaken
- Haak aan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhaken
- Haak je aan?
Gangbaarheid
- Het woord haak aan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.