groenwerker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: groenwerker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- groen·wer·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | groenwerker | groenwerkers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de groenwerker m
- (beroep) iemand die bij de plantsoenendienst van een gemeente werkt
- ▸ Een groenwerker van de gemeente Houten heeft per ongeluk alle gras en planten gemaaid bij een watertje in het dorp. Hij had niet in de gaten dat daar afgelopen jaar een 'vlinderidylle' was aangelegd.[2]
Gangbaarheid
- Het woord groenwerker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Ambtenaar maakt korte metten met vlinderidylle” (Maandag 18 september 2017, 17:18), NOS