grijn
Niet te verwarren met: grein |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grijn | grijnen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de grijn m
- chagrijnig, vervelend, somber, klagend persoon
- rozijn
- mondzweer
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
grijnen |
grijn
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnen
- Ik grijn.
- gebiedende wijs van grijnen
- Grijn!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijnen
- Grijn je?
Gangbaarheid
- Het woord 'grijn' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grijn" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ grijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 53 %
- Prevalentie Vlaanderen 49 %