grienen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

grienend meisje
Uitspraak
Woordafbreking
  • grie·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘huilen’ voor het eerst aangetroffen in 1170 [1]
  • uit het Middelnederduits [2]

Werkwoord

grienen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grienen
griende
gegriend
zwak -d volledig
  1. huilen (familiair of minachtend)
    • Nathanael Cole zat aan tafel te grienen, een beangstigend gezicht voor de jongste kinderen die het overlijden van hun moeder nog niet half hadden begrepen. Bovendien hadden ze hun vader nooit eerder zien huilen, wat maakte dat ze met bleke gezichtjes bij elkaar groepten en in gespannen afwachting naar hem keken.[4] 
    • Om iemand een vriend te noemen, moet je met hem kunnen lachen. En grienen, sinds Toon Hermans. Zelfs is er nog een derde activiteit als criterium, vind ik: zwijgen. Is dat met een ander te verdragen, zonder dat je meteen verlegen of verwoed naar een gespreksonderwerp op zoek gaat, dan zou je er weleens een gevonden kunnen hebben.[5]  
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen