grensdorp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grens·dorp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grensdorp | grensdorpen |
verkleinwoord | grensdorpje | grensdorpjes |
Zelfstandig naamwoord
het grensdorp o
- een kleine nederzetting die zich bevindt in twee of meerdere geografische gebieden
- een kleine nederzetting in de buurt van een grens
- ▸ Ter hoogte van het Euregiokantoor wordt op het bestaande zebrapad een wegversmalling aangelegd. Het autoverkeer richting Duitsland heeft daar voorrang op het verkeer dat vanuit Duitsland het grensdorp in wil. De constructie is met opzet zo gemaakt om het verkeer vanuit Duitsland dat geen bestemming Glanerbrug heeft te ontmoedigen de straat te gebruiken.[2]
- ▸ Drie basisscholen in grensdorp Glanerbrug blijven deze maandag uit voorzorg gesloten. Dat hebben de schoolbesturen samen bepaald. Op een van de scholen, Cbs Ouverture, is een leerkracht positief getest op het coronavirus.[3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord grensdorp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jenne Smit“Fietsers hebben het straks voor het zeggen op de Gronausestraat” (08-05-2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron Wilco Louwes“3 basisscholen in Glanerbrug dicht na 'corona-klachten’” (15-06-2020), Tubantia