gravering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

doos met gravering
Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·ve·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gravering graveringen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de graveringv

  1. afbeelding die met een scherp voorwerp in iets gesneden is
    • Wijkagente Hannie Jansen deed op donderdagmiddag een bijzondere vondst: een gegraveerde gouden ring. De ring is gevonden in het centrum van Denekamp. Binnenin staat de gravering "Gerda 22-2-1974". [2] 
    • De ring heeft „een gangbare diameter voor een dikke mannenvinger”, aldus Overdiep. „Aan de buitenzijde van de ring zijn verbonden vormen gesneden; aan de binnenzijde van de ring staat in een gravering in handschrift-stijl de naam van Simon Episcopius en van zijn vrouw Maria Pesser en een datum in het jaar 1630.” [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen