graskant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gras·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | graskant | graskanten |
verkleinwoord | graskantje | graskantjes |
Zelfstandig naamwoord
de graskant m
- met gras begroeide walkant langs een water
- kant van een grasveld (dat men bijv. met een graskantsnijder kan bijwerken)
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord graskant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.