gluurder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gluur·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gluurder gluurders
verkleinwoord gluurdertje gluurdertjes

Zelfstandig naamwoord

de gluurderm

  1. iemand die stiekem kijkt naar (erotische geladen) dingen die niet voor zijn ogen bestemd zijn
    • In opzet is Het voyeursmotel een boek over voyeurisme. Alle mannen, zegt Foos, zijn in hun hart gluurders. En op een bepaalde manier zijn journalisten en lezers evengoed voyeurs. Wij kijken over Foos’ schouder mee, door de luchtroosters, en worden deelgenoot van de verschillende vormen van seks die hij waarneemt en de conclusies die hij eruit trekt, vaak met een schijn van wetenschappelijkheid. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen