gips in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gips in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
ingipsen

gips (...) in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingipsen
    • Ik gips in. 
  2. gebiedende wijs van ingipsen
    • Gips in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ingipsen
    • Gips je in? 

Gangbaarheid