gijzelrecht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: gijzelrecht (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɡɛizəlˌrɛxt / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- gij·zel·recht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gijzel ww en recht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gijzelrecht | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het gijzelrecht o
- (juridisch) (historisch) bevoegdheid van een schuldeiser om iemand die zijn schuld niet betaald gevangen te zetten
- ▸ Vooreerst scheen het mij niet onnuttig in een sterk sprekend voorbeeld duidelijk aan te wijzen, welk een misbruik er van het oude gijzelrecht kon gemaakt worden en ook wel gemaakt werd, niet slechts om van het medelijden van soms zelf behoeftige bloedverwanten van den gegijzelde de voldoening zijner schulden af te persen, - evenals men in vroeger eeuwen het zoengeld, dat de doodslager niet zelf betalen kon, afvorderde van zijn onschuldige magen, - maar ook om iemand jaren en jaren lang gevangen te houden, wegens grieven, die met het maken van schulden niets gemeen hadden.[1]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord gijzelrecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Robert FruinMevrouw Bilderdijk-Woesthoven en haar slachtoffer. (1897) in:Robert Fruin (eds. P.J. Blok e.a.)Verspreide geschriften. Deel 5. Historische opstellen. (1902), Martinus Nijhoff, Den Haag, p. 425
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Historisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal