gezinsverdunning

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·zins·ver·dun·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gezinsverdunning gezinsverdunningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gezinsverdunningv

  1. verschijnsel dat een huishouding gemiddeld uit steeds minder personen bestaat
     Het kabinet vindt dat er jaarlijks 75.000 huizen moeten worden gebouwd. Vorig jaar werd dat aantal gehaald, maar de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid niet, onder meer vanwege stikstof- en PFAS-problemen. Bovendien neemt de bevolking sneller toe dan gedacht en wonen er steeds minder mensen in één woning (gezinsverdunning wordt dat ook wel genoemd), waardoor er in de toekomst nóg meer huizen nodig zijn.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron
    Guus Dietvorst
    “Waarom 'Den Haag' niet zomaar honderdduizenden woningen kan laten bouwen” (Zondag 23 februari 2020, 17:41), NOS