gewenningsperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·wen·nings·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gewenningsperiode gewenningsperioden
gewenningsperiodes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gewenningsperiodev

  1. hoeveelheid tijd die nodig is om ergens gewoon aan te raken
     Na een korte gewenningsperiode bij de Berlijnse reserves maakte Dilrosun begin september tegen Schalke 04 (0-2 winst) voor het eerst deel uit van de wedstrijdselectie van de hoofdmacht.[1]
     Hoewel geen problemen gemeld zijn, wilden de natuurbeheerders toch weten hoe de wisenten reageren op recreanten. Uit het onderzoek dat de Universiteit Utrecht in opdracht van ARK Natuurontwikkeling deed, blijkt nu dat de dieren een gewenningsperiode nodig hebben.[2]
     De gemeente houdt wel rekening met een gewenningsperiode. Komend voorjaar worden nog handhavers ingezet om mensen te wijzen op het barbecueverbod.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Hertha BSC-ster Dilrosun nu bij Jong Oranje: 'Veel fans bijgekregen'” (Donderdag 11 oktober 2018, 07:33), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Het is even wennen, maar de wisent voelt zich weer thuis in Nederland” (Zondag 19 augustus 2018, 14:30), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Amsterdam verbiedt barbecuen in het Vondelpark” (Woensdag 25 januari 2017, 22:39), NOS