gelukkige

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·luk·ki·ge

Bijvoeglijk naamwoord

gelukkige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gelukkig
enkelvoud meervoud
naamwoord gelukkige gelukkigen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gelukkigev / m

  1. iemand die geluk heeft gehad, iemand die een prijs heeft gewonnen bij een loterij
    • Zij was één van de gelukkigen die was ingeloot voor de medische studie. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid