geloer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·loer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geloer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het geloero

  1. aanhoudend, aandachtig, stiekem staren
     Het meest nog verontrustte hem dat geloer naar die opzichtige Italiaanse dassen.[2]
     Het bedrijf gaat ook in op de meerwaarde die de broek heeft ten opzichte van de mobiele telefoon. Volgens Spinali zorgt dat constante geloer op onze telefoon ervoor dat we massaal in een burn-out terechtkomen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 maart 2022 Weblink bron
    Bonne Kerstens
    “Vibrerende broek vertelt je wanneer je te laat bent” (08-01-2018), Tubantia