gedupeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·du·peer·de
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: duperen…
verbogen vorm: gedupeerdee

gedupeerde

  1. verbogen vorm van gedupeerd, voltooid deelwoord van duperen

Bijvoeglijk naamwoord

gedupeerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van gedupeerd
enkelvoud meervoud
naamwoord gedupeerde gedupeerden
verkleinwoord
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

de gedupeerdev / m

  1. de benadeelde, het slachtoffer, degene die gedupeerd is

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be