gaat samen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaat sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samengaan

gaat (…) samen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samengaan
    • Jij gaat samen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samengaan
    • Hij gaat samen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van samengaan
    • Gaat samen! 

Gangbaarheid