gaafheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gaaf·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gaafheid gaafheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de gaafheidv

  1. het mooi en zonder beschadiging zijn
    • De gaafheid van de vondsten is bijzonder, maar dat geldt ook voor het gebied waar ze gevonden zijn, namelijk een hoogveengebied. [2] 
    • Alle panden zijn beoordeeld op vier criteria: architectonisch, cultuurhistorisch, stedenbouwkundig en gaafheid. Het enige pand in het centrum van Losser dat op al deze terreinen het maximum van drie sterren scoort, is het meer dan honderd jaar oude pand van slager Luijerink aan de Kerkstraat. „Dat had bijna een etage hoger ingeschaald kunnen worden. Als gemeentelijk monument”, stelt Mascha van Damme. „Het pand waar de slagerij in zit is nog heel gaaf, er is weinig aan verbouwd en het ligt goed in het zicht. Het heeft ook een mooie ronding.” [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen