fiets door

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets door
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
doorfietsen

fiets (...) door

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorfietsen
    • Ik fiets door. 
  2. gebiedende wijs van doorfietsen
    • Fiets door! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorfietsen
    • Fiets je door? 

Gangbaarheid