factoreren
Niet te verwarren met: factureren |
Nederlands
Woordafbreking
- fac·to·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van factor (met het achtervoegsel -eren)[1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
factoreren |
factoreerde |
gefactoreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
factoreren
- onovergankelijk, (beroep), (handel) fungeren als factor (zaakgelastigde)
- overgankelijk factoriseren, ontbinden in factoren (bijv. in de wiskunde)
- Hoe algebraïsche uitdrukkingen te factoreren?
Gangbaarheid
- Het woord 'factoreren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Handel in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal