föhnt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • föhnt

Werkwoord

vervoeging van
föhnen

föhnt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van föhnen
    • Jij föhnt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van föhnen
    • Hij föhnt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van föhnen
    • Föhnt!