erepoort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

erepoort
Uitspraak
Woordafbreking
  • ere·poort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord erepoort erepoorten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de erepoortv / m

  1. een poort die ter ere van een persoon of gebeurtenis is opgericht
    • Ter gelegenheid van het zilveren regeringsjubileum van koningin Wilhelmina werd in 1923 in Vriezenveen uitbundig feest gevierd. De lange Dorpsstraat was helemaal versierd en er werden overal erepoorten opgericht. [2] 
    • Burgemeester Wowereit van Berlijn geeft een deel van de uitleg. Wowereit had de koningin eerder onder de Brandenburger Tor, de erepoort in het centrum van Berlijn, zullen begroeten. Vanwege de regen en de wind ziet de koningin er –begrijpelijk– van af. [3] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen