eindejaarsperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ein·de·jaars·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eindejaarsperiode eindejaarsperioden
eindejaarsperiodes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eindejaarsperiodev

  1. (tijdrekening) laatste dagen van het jaar
     Op de luchthaven van Zaventem konden alle vluchten vertrekken, maar wel met vertraging. Ook op het Belgische spoor was de hinder te overzien. Alleen de hogesnelheidstrein naar Frankrijk kon niet zo snel rijden. Wel hinder was er voor de winkeliers: op de eerste koopzondag van de eindejaarsperiode daalde de gezamenlijke omzet met drie procent.[1]
     De zaken draaien intussen zo goed dat Dominique besloten heeft om zijn werk in de haven tijdelijk stop te zetten. ,,Ik dacht dat het na de eindejaarsperiode even wat minder druk zou zijn, maar voor ik wist stond Valentijn al voor de deur en daarna zal het snel Pasen zijn.[2]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2021 Weblink bron “Honderden vluchten geannuleerd in Europa door winterweer” (10-12-2017), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2021 Weblink bron
    Kristof Pieters
    “Valentijn vergeten? Vlaamse chocolatier biedt redding: bonbon-automaat” (14-02-2020), Tubantia