eilandbevolking
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eilandbevolking (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɛilɑndbəˌvɔlkɪŋ / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- ei·land·be·vol·king
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van eiland zn en bevolking zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eilandbevolking | eilandbevolkingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de eilandbevolking v
- geheel van de bewoners van een stuk land dat omringd is door water
- ▸ Curaçao draait op toeristen. Hun afwezigheid in coronatijd was dan ook een gigantische tik voor de eilandbevolking.[1]
- ▸ Tientallen asielzoekers werden naar Vlieland gebracht, om daar in een azc het besluit over hun verblijfsvergunning af te wachten. De eilandbevolking nam ineens met tien procent toe.[2]
- ▸ De eilandbevolkingen stemden tijdens staatkundige referenda in 2004 en 2005 wel grotendeels langs de lijnen van de commissie-Jesurun, maar de onderhandelingen met Nederland over de invulling van de staatkundige wijzigingen leidden daarna tot grote verdeeldheid, vooral op Curaçao en Bonaire.[3]
Gangbaarheid
- Het woord eilandbevolking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Rik Rutten“Curaçao snakt naar de toeristen” (7 juli 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Thomas de Veen“Gesuikerd verhaal asielzoekers Vlieland in De Reünie” (9 mei 2016) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Miriam Sluis“En wat verandert niet? De verdeeldheid” (9 september 2010) op nrc.nl