egelwegel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- egel·we·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | egelwegel | egelwegels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de egelwegel m
- (tuinieren) een doorgangetje voor egels tussen twee tuinen
- In de schutting werd een egelwegel aangelegd voor kleine dieren.