eetgezelschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eet·ge·zel·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eetgezelschap eetgezelschappen
verkleinwoord eetgezelschapje eetgezelschapjes

Zelfstandig naamwoord

het eetgezelschapo

  1. groep mensen die samen de maaltijd gebruikt
     Daarna laste hij een niet helemaal geslaagde pauze in, alsof het hele eetgezelschap, tien personen inclusief de twaalfiarige Erkki, nu zijn adem in zou houden in ondraaglijke spanning over de mededeling waar de stamvader op uit was gekomen.[1]
     Ze zat te eten met vrienden tot plotseling allemaal telefoontjes begonnen te rinkelen en te piepen. Bij het eetgezelschap van de Nederlandse journaliste Hilde Janssen kwamen berichten binnen over de bestorming van een restaurant, net iets verderop in de straat. Iedereen begon te bellen. Al snel was duidelijk dat het om een terreuraanval ging.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044645149
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 oktober 2022 Weblink bron “'Regering Bangladesh ontkent bestaan van IS in het land'” (Zaterdag 2 juli 2016), NOS