duizelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dui·zelt

Werkwoord

vervoeging van
duizelen

duizelt

  1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van duizelen
vervoeging van
duizelen

duizelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duizelen
    • Jij duizelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van duizelen
    • Hij duizelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van duizelen
    • Duizelt!