dommelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dom·melt

Werkwoord

vervoeging van
dommelen

dommelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dommelen
    • Jij dommelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dommelen
    • Hij dommelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dommelen
    • Dommelt!