domeingrond

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • do·mein·grond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord domeingrond domeingronden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de domeingrondm

  1. land waarvan de staat of de heerser eigenaar is
     Vaststaat wel dat Van Schoonbeke veengronden in de Rhenense en Gelderse venen heeft gepacht. Dat waren domeingronden van Karel V.[2]
     Destijds steunden alle kamerfracties, op de SP na, de motie-Zalm. Donderdag leek een aantal van hen in een debat in de commissie financiën toch wat geschrokken van de consequenties van die motie, die opriep tot versnelde uitgifte van domeingronden.[3]
     Het totale plan kost 830 miljoen euro. Het kabinet gaat domeingronden verkopen om de extra uitgaven voor gezinsvoogdij, slachtofferhulp en veiligheid te betalen. De Tweede Kamer wilde dat voor deze zaken volgend jaar 136 miljoen euro meer dan gepland werd uitgetrokken.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Jan Kas
    “Wie stond er aan de wieg van Veenendaal?” (17 januari 2019), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink Weblink bron “Terugkoopregeling bij verkoop pachtgronden” (20 juni 2003), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink Weblink bron “Kabinet akkoord met veiligheidsplan” (11 oktober 2002), Reformatorisch Dagblad