disconteren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: disconteren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- dis·con·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vóór de vervaldag verzilveren van wissel’ voor het eerst aangetroffen in 1765 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
disconteren |
disconteerde |
gedisconteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
disconteren [3]
- overgankelijk (economie) tegen een zeker disconto te gelde maken van een wissel voor de vervaldatum
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord disconteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "disconteren" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "disconteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ disconteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 68 %
- Prevalentie Vlaanderen 66 %