dirigeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·ri·geert

Werkwoord

vervoeging van
dirigeren

dirigeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dirigeren
    • Jij dirigeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dirigeren
    • Hij dirigeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dirigeren
    • Dirigeert!