digitaliseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·gi·ta·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
digitaliseren
digitaliseerde
gedigitaliseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

digitaliseren

  1. overgankelijk (informatica) informatie omzetten van analoog naar digitaal
    • Deze oude LP's zijn nog nooit gedigitaliseerd. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen