digitaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·gi·ta·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
digitaliseren

digitaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van digitaliseren
    • Jij digitaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van digitaliseren
    • Hij digitaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van digitaliseren
    • Digitaliseert!