dichtklikken

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dicht·klik·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

dichtklikken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dichtklikken
klikte dicht
dichtgeklikt
zwak -t volledig
  1. met een klikkend geluid iets sluiten
     Nu volstond ik met het goed dichtklikken van de glazen tussendeuren om de katten te beletten achter ons aan te komen.[1]
     Er zijn maar weinig zwarte Amerikanen die nooit hebben meegemaakt dat, als zij over straat liepen, sloten van autodeuren hoorden dichtklikken. Dat overkwam mij ook, tenminste, voor ik senator werd.[2]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron “Obama over Trayvon: Dat had ik zelf kunnen zijn” (19-07-2013), NOS