desambigueren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • des·am·bi·gu·e·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
desambigueren
desambigueerde
gedesambigueerd
zwak -d volledig

Werkwoord

desambigueren

  1. overgankelijk eenduidig maken, van zijn dubbelzinnigheid ontdoen
    • Het desambigueren van dubbelzinnige termen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

47 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be