depolariseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·po·la·ri·seert

Werkwoord

vervoeging van
depolariseren

depolariseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depolariseren
    • Jij depolariseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depolariseren
    • Hij depolariseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van depolariseren
    • Depolariseert!