debuteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bu·teert

Werkwoord

vervoeging van
debuteren

debuteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debuteren
    • Jij debuteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debuteren
    • Hij debuteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van debuteren
    • Debuteert!