debrieft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·brieft

Werkwoord

vervoeging van
debriefen

debrieft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debriefen
    • Jij debrieft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debriefen
    • Hij debrieft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van debriefen
    • Debrieft!