dank af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dank af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdanken

dank af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdanken
    • Ik dank af. 
  2. gebiedende wijs van afdanken
    • Dank af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdanken
    • Dank je af? 


Gangbaarheid