dakschade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

kerk met dakschade
Uitspraak
Woordafbreking
  • dak·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dakschade dakschades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dakschadev

  1. beschadiging van het dak
    • In Nunspeet is brak brand uit in een schuur met duizend kalveren. Het vuur ontstond door blikseminslag in het dak. Een deel van de stal werd ontruimd, mede door rook- en dakschade, aldus de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland. Na een uurtje was het vuur onder controle. Er raakten geen kalveren gewond.[1] 
    • Bent u met een huurauto weleens gigantisch het schip in gegaan? Voelt u zich ook altijd zo geflest als u ter plekke nog allemaal verzekeringen krijgt aangesmeerd? En wat is er waar van die verhalen over bodem- en dakschades die niet gedekt zouden zijn?[2] 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Reformatorisch Dagblad 05-06-2015 Gevolgen ‘extreem weer’ vallen mee
  2. Reformatorisch Dagblad MARJOLEIN SCHIPPER 23 jan. 2014 Huurauto
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be