dagleven

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·le·ven
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagleven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dagleveno

  1. de activiteiten die men onderneemt gedurende dat deel van de dag dat de zon nog niet is ondergegaan
     Ze is op zoek naar een energieke opvolger. "Dat is wel nodig door de combinatie van het nachtelijke bestaan en het dagleven. Het nachtburgemeesterschap is ook een ambt en niet alleen een feestbeest."[1]
     Maar waarom feesten we? En hebben we het écht nodig? Het antwoord is ‘ja’. Zonder nachtleven geen dagleven, stelt cultuursocioloog Walter Weyns (UA).[2]
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron
    Loes van Langen
    “'Nachtburgemeester zijn kun je niet leren, dat bén je'” (Maandag 26 februari 2018, 17:21), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 april 2023 Weblink bron “Alors on danse! Het mag weer én het moet zelfs” (01/10/2021 om 03:00), De Standaard