crisisperiode

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cri·sis·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord crisisperiode crisisperiodes
crisisperioden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de crisisperiodev

  1. tijdperk met een groot acuut probleem
     De internationale kunstmarkt lijkt overigens weinig last te hebben van de recessie: de verkopen stegen in 2011 met 7 procent tot 46,1 miljard. Dat is een toename van 63 procent ten opzichte van de crisisperiode in 2009. De kunstmarkt is echter nog niet helemaal terug op het niveau van 2007: toen werd een hoogtepunt van 48,1 miljard bereikt. De afgelopen jaren toonden dus wel een herstel.[2]
     Ter gelegenheid van het staatsbezoek van koning Willem-Alexander is ook Hiddink momenteel in Zuid-Korea. De bondscoach is niet van mening dat hij in deze crisisperiode bij Oranje in Nederland had moeten blijven om zich voor te bereiden op de komende wedstrijden.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Donderdag 15 maart 2012, 21:55
    “China heerst in de kunst” (Donderdag 15 maart 2012, 21:55), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Voetbal
    “"Plan van aanpak" niet Hiddinks terminologie” (Zondag 2 november 2014, 18:16), NOS