cohortzorg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: cohortzorg (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·hort·zorg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van cohort zn en zorg zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cohortzorg | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- zorg voor mensen die in verband met een besmettelijke ziekte geïsoleerd worden verzorgd
- ▸ De taskforce heeft ook beslist dat verzorgenden en verpleegkundigen die in de thuiszorg werken, en daar cohortzorg bieden aan mensen die besmet zijn met covid-19, bij hun terugkeer naar gewone zorg eerst getest zullen worden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'cohortzorg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Veerle Beel“Taskforce werkt plan voor bezoek uit op lange termijn” (16/04/2020 om 20:02), De Standaard