coaguleert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: coaguleert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- co·a·gu·leert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
coaguleren |
coaguleert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coaguleren
- Jij coaguleert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van coaguleren
- Hij coaguleert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van coaguleren
- Coaguleert!