certificeert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cer·ti·fi·ceert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
certificeren |
certificeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certificeren
- Jij certificeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certificeren
- Hij certificeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van certificeren
- Certificeert!