certificeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cer·ti·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
certificeren

certificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certificeren
    • Jij certificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van certificeren
    • Hij certificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van certificeren
    • Certificeert!