catechiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·te·chi·seert

Werkwoord

vervoeging van
catechiseren

catechiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van catechiseren
    • Jij catechiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van catechiseren
    • Hij catechiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van catechiseren
    • Catechiseert!